1. Je kiest een onderzoeksmaatje: iemand waarmee je samen gaat werken.

2. Je maakt ieder voor zich een leeg boek van tien bladzijden. Je moet op elke pagina ruimte hebben voor een tekening en tekst. Dit mag ook op de computer, maar hoeft niet.

3. Op de kaft schrijf je de titel: "Dieren die eieren leggen"

   • Eronder je eigen naam.

   • Daaronder je klas

   • En als laatste de maand en het jaartal waarin je dit boekje hebt gemaakt.

   • Het klinkt gek, maar dit is bladzijde nul. Dat hoef je nergens op te schrijven.

4. Nummer wel de bladzijden (rechts onderaan) die na de kaft komen. Alleen de voorkant van het blad. De achterkant blijft leeg. De kaft tel je dus niet mee bij de nummering, want die heeft nummer nul.

5. Bovenaan de bladzijde na de kaft, schrijf je "Inhoudsopgave".
   Op die bladzijde schrijf je de titels die je hieronder ziet staan.
   Bladzijde 2 komt er dus zó uit te zien, zoals je hiernaast ziet.

6. De eerste zes hoofdstukken gaan dus over dieren die een ei leggen.
   Op de 9^e bladzijde (hoofdstuk 7) komt als titel te staan:
   "Mijn favoriete dier"
   Op deze bladzijde komt van één van de dieren die jij hebt onderzocht:

   • Een afbeelding

   • Jouw uitleg waarom je precies dit dier hebt gekozen

7. Op de tiende bladzijde komt als titel te staan: "Informatiebronnen"

Hieronder kun je pagina voor pagina zien wat je bij elk dier moet onderzoeken en hoe je boekje er verder uit moet zien.